Datasheets & Brochures
Conformiteiten
PDU Gebruiksaanwijzing
Software
SPST software voor Windows
SPST software voor MAC
SPST software voor Linux
Veelgestelde vragen
Schleifenbauer is een Europese fabrikant van rack PDUs en intelligente energiemeters voor datacenters, gevestigd in ‘s-Hertogenbosch (Nederland).
Schleifenbauers hoofdkantoor en productielocatie is gevestigd in ‘s-Hertogenbosch, Nederland. Van hieruit zijn we centraal gelegen in de FLAP-regio (Frankfurt, Londen, Amsterdam, Parijs).
Schleifenbauer is gespecialiseerd in rack en distributiepaneel power management oplossingen voor datacenter en infrastructuur toepassingen. Wij helpen facilitaire en IT managers om hun premium, hoog beschikbare, duurzame en eenvoudig te gebruiken energie distributie systeem te bouwen, door het leveren van compromisloze op maat geconfigureerde producten en diensten.
Onze producten zijn ‘Made in Holland’. Om onze kwaliteit te waarborgen, beheren wij het productieproces in eigen beheer en in samenwerking met onze gerenommeerde en betrouwbare lokale partners.
Schleifenbauer PDUs en energiemeters worden aangepast aan de infrastructuur van uw datacenter en niet andersom. U kunt ons configuratie- en productieproces vergelijken met dat van Lego™: Met slechts een beperkt aantal bouwstenen kunnen oneindig veel eindproducten worden gemaakt.
Schleifenbauer is voornamelijk actief in de datacenterindustrie (zowel commercieel als particulier) en in diverse andere sectoren, zoals telecommunicatie, de medische sector, industriële automatisering, onderwijsinstellingen, de financiële sector, de detailhandel en de jachtbouw. We bedienen hoofdzakelijk Europese klanten, maar leveren ook aan bedrijven buiten Europa.
De Schleifenbauer Intelligent Power Distribution Unit (PDU) is ontworpen om jarenlang probleemloos stroom te distribueren.
De PDU is voorzien van een speciaal ontwikkelde Schleifenbauer databus die het mogelijk maakt om met één IP adres vele PDUs uit te lezen en te beheren. Aan elke PDU is een ethernet poort toegevoegd zodat naast de voordelen van een databus een heel scala aan nieuwe mogelijkheden beschikbaar is gekomen. Schleifenbauer PDUs voegt de belangen tussen IT en infrastructuur samen en is daarmee een echte bruggenbouwer.
Schleifenbauer is ISO 9001:2015 gecertificeerd volgens de internationale norm voor kwaliteitsmanagement.
De Schleifenbauer Intelligent Power Distribution Unit (PDU) is ontworpen om jarenlang probleemloos stroom te distribueren.
De PDU is uitgerust met een speciaal ontwikkelde Schleifenbauer databus die het mogelijk maakt om met één IP adres vele PDUs uit te lezen en te beheren. Aan elke PDU is een ethernet poort toegevoegd zodat naast de voordelen van een databus een heel scala aan nieuwe mogelijkheden beschikbaar is gekomen. Schleifenbauer PDUs voegt de belangen tussen IT en infrastructuur samen en is daarmee een echte bruggenbouwer. De monitoring mogelijkheden worden in deze handleiding in detail beschreven in de komende hoofdstukken.
De PDU kan bevatten:
– gemeten outlets
– geschakelde outlets
– gemeten en geschakelde outlets
– passieve uitgangen
Klanten kunnen het aantal en de soorten outlets van hun PDU naar wens configureren door bij de bestelling gebruik te maken van Schleifenbauers customization tool (PDU Voorbeelden).
Wij leveren 5 soorten PDUs, met verschillende functionaliteiten:
1. Basic PDU
Deze PDU biedt ‘standaard’ stroomverdeling zonder meet- en beheeropties.
2. Metered PDU
Deze PDU biedt ‘cumulatieve’ (ingangs)meting.
3. Measured PDU
Deze PDU heeft meetopties per outlet.
4. Switched PDU
Deze PDU heeft schakelopties per outlet.
5. Managed PDU
Deze PDU heeft zowel gemeten als geschakelde outlets.
Werking:
Temperatuur 0° tot 60° Celsius
Hoogte -30 tot +2000 m
Relatieve vochtigheid 10 tot 90% niet-condenserend
Vervuilingsgraad 2
Milieu Binnen IP20
Apparatuurklasse Klasse I
Beschermingsklasse II
Gebruiksomstandigheden Continu
Spanning: eenfase 100-230 VAC; driefase 230/400 VAC
Frequentie: 50/60 Hz
Toegestane belasting: zie productinformatie op uw PDU
Nauwkeurigheid: EN 50470-1/3 klasse B, EN 62053-21: klasse 1, ± 1%.
Kleurcode draden:
– L1 = BRUIN
– L2 = ZWART
– L3 = GRIJS
– N (neutraal) = BLAUW
– PE = GEEL/GROEN
Er zijn verschillende interfaces geïntegreerd in de PDU:
– (embedded) web interface
– Modbus/TCP
– SNMP (Simple Network Management Protocol)
– (SP)API (Schleifenbauer Products Application Programming Interface).
In onze handleiding (admin sectie) vindt u informatie over de “Interfaces” die de technologie beschrijven om via uw LAN (Local Area Network) te communiceren met de Schleifenbauer databus.
De PDU kan een aantal grootheden meten, hetzij aan de ingang, hetzij aan de uitgang, hetzij aan een optionele sensor.
De meetgrootheden zijn hieronder weergegeven:
Wij leveren verschillende soorten connectoren, geschikt voor uw situatie:
– CEE 7/7 (Schuko/UTE)
– IEC320 C14
– IEC320 C20
– IEC60309 1 fase
– IEC60309 3 fase
– BS 1363
– GST 3/18
– T13
– T23
– Kabelaansluiting
– Aansluiting klemmen
Meer informatie: Klik hier
Natuurlijk kan dat! U kunt zelf de plaats van de kabelinvoer kiezen:
– Top
– Basis
– Voorzijde
– Achterzijde
Meer info: Klik hier
Natuurlijk! Wij kunnen uw PDU maken met een instelbare kabellengte volgens uw wensen.
Kabelspecificaties:
– Kabellengte is instelbaar
– Low Smoke Zero Halogen (LSZH)
– Oversized diameter
Meer info: Klik hier
Natuurlijk! Wij leveren de behuizing van onze PDU’s in verschillende kleuren.
Mogelijke opties:
– Zwart
– Groen
– Oranje
– Blauw
– Rood
– Geel
Meer info en kleurenschema: Klik hier
In combinatie met een Schleifenbauer PDU is er een onbeperkte keuze aan zekeringen, waaronder:
– Miniatuur Circuit Breaker (MCB)
– Thermische zekering
– Glaszekeringhouder
– PASCO patroonhouder
Ook overspanningsbeveiliging is mogelijk, met de volgende eigenschappen:
– Beschermt PDU tegen piekspanningen
– Hot swap
– Kan worden vervangen door een datacentermonteur
Uw PDU kan worden voorzien van verschillende (soorten) uitgangen. Zowel het aantal als het type uitgangen kunt u zelf instellen.
Verschillende typen uitgangen:
– IEC320 C13 (ook versie met IEC-lock)
– IEC320 C19 (ook versie met IEC-slot)
– CEE 7/3 (Schuko)
– CEE 7/5 (UTE)
– IEC60309 1 fase (IP44/IP67)
– IEC60309 3 fase (IP44/IP67)
– BS 1363
– GST 18/3
– T13
– T23
Meer informatie over PDU-uitgangen: Klik hier
Wij leveren verschillende soorten bevestigingsbeugels:
– 19″ rack bevestigingsbeugels
– Tafelmontagebeugels
– Bevestigingsplaten voor verzonken montage
– Profielklemmen
– Montagebeugels zonder gereedschap
Ja, dat is mogelijk. Wij maken vaak rack-PDU’s met het logo van de klant in de aluminium behuizing gelaserd.
Met onze Schleifenbauer PDU Voorbeelden kunt u eenvoudig uw PDU of energiemeter selecteren en (indien nodig) configureren.
Klik hier voor onze PDU Voorbeelden
U kunt een offerte aanvragen via onze Schleifenbauer PDU Voorbeelden die wij u binnen 1 werkdag zullen toesturen.
Als u vragen of problemen heeft bij het selecteren of configureren van uw Schleifenbauer product kunt u ons bellen. Ons Inside Sales team zal u voorzien van uw verzoek.
U kunt ons bellen op: +31 (0)73 523 02 56 of stuur ons een e-mail: info@schleifenbauer.eu
Dat is niet nodig. Als een van de voorgestelde producten in onze Schleifenbauer PDU Voorbeelden bij u past, kunt u direct uw offerte aanvraag indienen.
Alleen als u één of meerdere elementen op het voorgestelde product (PDU) wilt wijzigen, kunt u kiezen voor configuratie en deze naar wens configureren.
Natuurlijk kan dat! Als u een project te bespreken heeft, kunt u een afspraak maken.
U kunt uw afspraakverzoek sturen naar info@schleifenbauer.eu, uw accountmanager neemt dan contact met u op om een datum en tijd te plannen.
Kijk voor meer contactgegevens op: Klik hier
Ja, we hebben verschillende resellers in verschillende Europese landen. Voor meer informatie en details hierover kunt u contact met ons opnemen!
De Schleifenbauer Intelligent PDUs worden verzonden in een kartonnen doos. Voer het verpakkingsmateriaal eventueel op een verantwoorde manier af, in overeenstemming met de lokale regelgeving. Alle voor de verpakking gebruikte materialen kunnen worden gerecycled. Controleer direct na ontvangst of u uw bestelling compleet en onbeschadigd heeft ontvangen.
Bij elke PDU worden de volgende zaken geleverd:
– Bevestigingsmaterialen: Deze kunnen aan de PDU worden bevestigd (19” of tafelmontagebeugels), of worden apart geleverd als ze apart zijn besteld;
– De installatiehandleiding (één per zending);
De PDU gebruikershandleiding is ook online te vinden: Klik hier
Na het openen van de kartonnen doos en het verwijderen van het verpakkingsmateriaal moet de PDU visueel worden gecontroleerd.
De PDU mag niet in gebruik worden genomen als er zodanige schade wordt geconstateerd dat een veilige en goede werking niet kan worden gegarandeerd. Neem in dergelijke gevallen contact op met Schleifenbauer Products BV.
Merk op dat in het geval van PDUs die zijn uitgerust met een overspanningsbeveiliging, de overspanningsbeveiliging en de bijbehorende overstroombeveiliging (indien van toepassing) regelmatig moeten worden geïnspecteerd.
– Na installatie: standaard wachtwoorden / RC4-sleutels MOETEN worden gewijzigd (zie handleiding, deel III (beheerdershandleiding)
– De PDU moet worden geïnstalleerd op een beperkt toegankelijke plaats
– Het stopcontact moet in de buurt van de apparatuur worden geïnstalleerd.
– Contactdoos moet goed toegankelijk zijn
– Installatie alleen door deskundig personeel (adequaat opgeleide personen volgens NEN EN 50110-1, met volledige inachtneming van de specificaties van NEN EN 50110-1 en NEN 3140)
Alvorens het systeem te installeren en in gebruik te nemen dient u te controleren of de eigenschappen van het elektrische systeem waarop aangesloten gaat worden overeenkomen met de productspecificaties.
– De Schleifenbauer Intelligent PDU is ontworpen voor aansluiting op elektrische systemen die voldoen aan IEC 60364 of in Nederland NEN 1010.
– De spanning, de maximaal toegestane stroom en het aantal fasen moeten correct zijn. Deze informatie staat vermeld op de voorzijde van de PDU.
– Bij het maximaal toegestane vermogen moet rekening worden gehouden met de maximale lengte en de diameter van het aansluitsnoer.De waarden en kenmerken van de beveiligingen in serie moeten overeenkomen met de PDU en de daarin opgenomen beveiligingselementen.
– De omgevingsfactoren moeten overeenkomen met de productspecificaties.
De volgende gereedschappen zijn nodig om de PDUs te installeren:
– kooimoeren met bouten en sluitringen
– geschikte schroevendraaier
Elke 19″ rack bracket van een PDU heeft 4 gaten voor horizontale montage in 19″ racks. De gaten zijn zo geplaatst dat er altijd een geschikt bevestigingsgat beschikbaar is voor een PDU met een profielhoogte van 1,5 HE. Door één of twee van de 4 gaten te gebruiken is montage mogelijk zonder ruimte te verspillen.
Bij een PDU voor verticale montage wordt de aansluitkabel door een gat in de boven-, onder- of voorkant gevoerd.
Gereedschaploze montage ontstaat door bevestigingspunten te maken aan de achterzijde van de behuizing van de PDU. Er is een breed scala aan kast beugels beschikbaar, waarin u de PDU zonder gereedschap kunt ophangen.
Toolless Mounting kan als enkele PDU of als dubbele PDU (zie afbeelding).
Montagebeugels kunnen door Schleifenbauer op maat gemaakt worden.
Een tafelbladmontage geeft het profiel de mogelijkheid om op een plat oppervlak (tafelblad) te worden gemonteerd. Deze opstelling wordt gebruikt voor:
– verticale montage aan de verstevigingsbalken in de 19″ kast
– bevestiging aan een montageplaat
– montage tussen de 19″ staanders: het profiel wordt bevestigd aan de voorkant van de staanders
De gaten op de beugels zijn zo ver mogelijk naar buiten geplaatst, zodat de bouten ook kunnen worden aangebracht en vastgedraaid als een wartel aan de korte zijde is geplaatst.
Wanneer stroomkabels de stroom van hete uitlaatlucht kunnen blokkeren, vooral in het geval van een 600 mm brede kast, is het noodzakelijk om extra ruimte te creëren voor de luchtstroom. Dit kan met behulp van de “verzonken installatiebeugels”. Door de vorm van de beugel is het mogelijk het profiel gedeeltelijk in de kast te ‘verzinken’ en ruimte te besparen.
Deze montageplaten kunnen voor veel verschillende kasten worden gebruikt.
De klemmen, gemaakt van verenstaal, kunnen in de positie van uw keuze worden geïnstalleerd. De klem past om het PDU profiel en wordt vastgezet met een bevestigingsschroef. Ons advies is om per 50 cm profiellengte één klem te gebruiken.
10/100 Mbps LAN Ethernet Poort
Aansluiting van de PDU op een Local Area Network (LAN) zorgt voor communicatie via een Ethernet-netwerk. Meerdere PDUs kunnen dezelfde ethernetverbinding delen door gebruik te maken van de databus (Bridge of Hybride modus). De RJ45-connector voor de netwerkkabel moet worden aangesloten op de zilveren Ethernetpoort:
Sluit de RJ45 Ethernet-kabel aan op de Ethernet-poort van de PDU en op de Ethernet-aansluiting van het LAN-apparaat; wanneer deze is aangesloten, zal de oranje LED – gemarkeerd met “lnk” – gaan knipperen.
De intelligentie van Schleifenbauer PDUs maakt het mogelijk om apparaten op afstand via IP uit te lezen en te beheren. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de databus te benaderen via de web interface, MODBUS en SNMP.
De databus biedt een breed scala aan opties: het heeft voldoende ondersteuning voor aangepaste configuraties die gewenst zijn door de gebruiker.
Databus en stroomverdeling zijn gescheiden in de Schleifenbauer PDU. Alle handelingen op de databus interfereren NIET met de stroomverdeling naar de aangesloten apparatuur in de racks.
Voordelen van de databus:
– Eenvoudig op te bouwen: Kies een PDU en sluit deze aan op een lokaal netwerk, daisy chain de rest van de PDUs en een databus is gecreëerd.
– Op afstand bijwerken van de firmware.
Uitleg van het beeld:
– De PDU die is aangesloten op het LAN moet in “BRIDGE” modus staan (rood); dit is het MASTER apparaat.
– Alle “daisy chained” apparaten moeten in de “HYBRID” modus staan (blauw); dit zijn de BRIDGED apparaten.
Er zijn drie zwarte communicatiepoorten. Eén is gemarkeerd als sensor poort, de andere twee als databus poorten (in en uit). De linker databus poort is de “inkomende” databus poort. De rechter databus poort is “uitgaand”. Dit is een MUST HAVE voor apparaten in bridge mode. Voor apparaten in hybride modus is het een NICE TO HAVE. De seriële databus in de Schleifenbauer PDU maakt gebruik van CAT5 patchkabels.
- Gegevens zullen door beide poorten worden verzonden en ontvangen, maar om de databus ring te sluiten wordt aanbevolen het verbindingsschema te volgen om maximale prestaties te garanderen.
In bovenstaande afbeelding is een kleine databus-ring te zien met vier PDUs aangesloten op de Schleifenbauer Gateway.
De Classic PDU heeft GEEN ethernet poort, dus een (Schleifenbauer) Gateway is nodig om de PDUs op uw LAN aangesloten te krijgen. De volgorde van apparaten heeft geen invloed op de prestaties van de Gateway of de databus. Meer apparaten in de databus betekent meer communicatie. Dit resulteert wel in een iets tragere gegevensoverdracht.
Ons advies is om de databus ring altijd te sluiten. Sluit daartoe het laatste apparaat in de databus aan op de Gateway (blauwe lijnen in de afbeelding). In een gesloten databus-ring kan de Gateway alle aangesloten apparaten bereiken via de IN en OUT databus-poorten (met de klok mee en tegen de klok in).
Voordeel: Eén IP-adres maakt het mogelijk om data te verzamelen van een aantal aangesloten Schleifenbauer-apparaten (niet alleen PDUs maar ook de Schleifenbauer DPM-reeks (=energiemeters).
Nadeel: Gateway gebruikt 1U aan rack-ruimte.
Probleemoplossing: Als de Gateway uitvalt is het mogelijk om naar de volgende configuratie over te gaan: het gebruik van de “bridge” mode.
Opmerking: Databus-communicatie duurt 0,2 seconden per query (bijv. blok met invoer maatregelen). Daarom adviseren wij ringen te maken met maximaal 50 apparaten, wat betekent dat het één keer opvragen van elk apparaat ongeveer tien seconden duurt.
De afbeelding hierboven toont een kleine databus-ring met slechts vier apparaten aangesloten op een LAN: een Classic PDU en een PDU met ethernetpoort. Het op het LAN aangesloten apparaat moet een ethernetpoort hebben en in “BRIDGE”-modus staan. Alle andere apparaten moeten in “Hybrid” modus staan. Het BRIDGED apparaat neemt de functie van de Schleifenbauer Gateway over.
Het is mogelijk om meerdere Schleifenbauer apparaten aan te sluiten op het apparaat dat in BRIDGE mode staat: Zowel PDUs en DPM3’s (= drie kanaals energiemeter) als Classic PDUs en DPM27 (= 27 kanaals energiemeter).
De volgorde van de apparaten heeft geen invloed op de prestaties van de databus-ring. Maar hoe meer apparaten u in de databus-ring plaatst, hoe langzamer de gegevensoverdracht zal verlopen. De afbeelding laat zien dat verschillende
Schleifenbauer apparaten in een ring kunnen worden aangesloten waardoor het systeem makkelijk schaalbaar is naar de wensen van de klant. Geadviseerd wordt om de databus-ring af te sluiten. Sluit het laatste apparaat in de databus aan op het apparaat in BRIDGE-mode.
In een gesloten databusring zijn alle aangesloten apparaten bereikbaar via IN en OUT databuspoorten (met de klok mee en tegen de klok in).
Voordelen:
– Wanneer alleen apparaten met ethernetpoort worden gebruikt: alleen het apparaat in BRIDGE-modus gebruikt één IP-adres.
– Het is mogelijk om elk apparaat dat is aangesloten op het lokale netwerk te selecteren zolang het in BRIDGE mode staat.
– Investeren in een Schleifenbauer Gateway is niet nodig.
– Het systeem is gemakkelijk schaalbaar.
Nadeel: MySQL en SMTP kunnen niet gebruikt worden.
Opmerking: Databus communicatie duurt 0,2 seconden per query (bijv. input maatregelen blok). Daarom adviseren wij om ringen te maken met maximaal 50 apparaten, wat betekent dat het eenmaal opvragen van elk apparaat ongeveer tien seconden duurt.
De PDU heeft een RJ12 connector sensor poort waarop een van de volgende sensoren kan worden aangesloten:
– een digitale temperatuursensor
– een gecombineerde sensor voor temperatuur/vochtigheid
– een of meer droge schakelcontacten
Plug en play
Sensoren worden automatisch herkend door de PDU en zullen het display en het menu dienovereenkomstig updaten.
Waarschuwing: Gebruik alleen Schleifenbauer sensoren
De sensor poort maakt gebruik van de RJ12 6P6C standaard (= 6 posities, 6 geleiders). Om een NO/NC contact aan te sluiten op de PDU sensor poort, dient u gebruik te maken van pin 1 en pin 6 ; zoals weergegeven in onderstaande figuur.
PDUs en DPMs van de 3e generatie zijn uitgerust met een USB-poort en kunnen twee NO/NC droge schakelcontacten bedienen.
De huidige Php-API gebruikt één klasse om te communiceren met SPBUS-apparaten. Het implementeert alleen het IPAPI-protocol. Meer informatie over het gebruikte protocol is te vinden in het document “SPBUS protocol v2″. Om meer te weten te komen over de Php-API, downloadt u de API van de Schleifenbauer-website en bestudeert u de functies aan de hand van voorbeelden en broncode.
De Perl-API gebruikt één pakket om te communiceren met SPBUS-apparaten. Het implementeert zowel het SPBUS- als het IPAPI-protocol. Meer informatie over de gebruikte protocollen is te vinden in het document “SPBUS protocol v2″. Om meer te weten te komen over de Perl-API, downloadt u de API van de Schleifenbauer-website en bestudeert u de functies aan de hand van voorbeelden en broncode.
SNMP kan worden gebruikt om te communiceren met registers van een SPBUS-apparaat. Op het moment van schrijven van dit document worden SNMP v1, v2 en v2c ondersteund. SNMP-traps worden ook ondersteund, waarvoor een trapdoelserver op een apparaat kan worden geconfigureerd.
De huidige SNMP-traps voor SPBUS-apparaten zijn:
– Netwerkverbinding
– Mislukte SNMP-authenticatie
– Apparaatstatuscode
– Temperatuuralarm
– Ingangsstroomalarm
– Uitgangsstroomalarm
– Ingangsspanningsalarm
– Uitgangsstroomdalingalarm
– Ingangsstroomdalingalarm
– Sensorwijzigingsalarm
– Ringstatuswijziging
Al deze SNMP-traps kunnen worden ingeschakeld of uitgeschakeld.
Voor informatie over SNMP OID (Object Identifier) kunnen MIB-bestanden (Management Information Base) worden gevonden op de Schleifenbauer-website. Meer informatie over SNMP is te vinden in de SNMP-RFC’s.
De WebAPI gedraagt zich als een RESTful API. Het is mogelijk om informatie van een SPBUS-apparaat op te halen met behulp van resource-aanvragen. De WebAPI is niet afhankelijk van een specifieke implementatie en wordt daarom uitgelegd aan de hand van berichten die via de TCP/IP-verbinding naar het SPBUS-apparaat worden verzonden. Houd er rekening mee dat details (met name met betrekking tot de authenticatietoken) in dit document zijn weggelaten. Voor meer informatie over de WebAPI: Klik hier
Modbus is een communicatieprotocol dat verschillende opdrachten (functies) mogelijk maakt, waaronder het lezen/schrijven van registers op een apparaat in het Modbus-netwerk. Modbus is daarom handig voor de communicatie met SPBUS-apparaten, omdat deze registers gebruiken om met hun hardware te communiceren. Meer informatie over de gegevenscommunicatie van SPBUS-apparaten via Modbus is te vinden in het document “Schleifenbauer hPDU Modbus Specification” (Modbus-specificatie van Schleifenbauer hPDU).
Een gebruiker kan zijn eigen API implementeren of de communicatie van het SPBUS-protocol rechtstreeks in zijn aangepaste software integreren. Voor deze personen is er een beschrijving van het SPBUS-protocol beschikbaar. Dit document beschrijft het SPBUS-protocol in detail. Houd er rekening mee dat het SPBUS-protocol via RS485 of IPAPI kan worden gebruikt, waarbij IPAPI extra stappen gebruikt voor pakketconstructie.
SPBUS-protocol: Klik hier
De intelligente PDU heeft een display met scroll knoppen, LED’s en enkele poorten voor het aansluiten van accessoires. Houd er rekening mee dat PDUs kunnen verschillen in configuratie en al dan niet een display hebben.
- PDUs zonder Ethernet-poort worden Classic PDUs genoemd. De firmware voor klassieke PDUs ligt in de reeks FW1xxx -.
- Deze optie heet “Local alert reset” en moet worden geactiveerd via de interfaces
- USB-poort alleen op g3 (generatie 3) ; te gebruiken voor firmware up- en downgrade (vanaf FW2.52 en nieuwer)
Lokaal instellingen wijzigen via de PDU zelf is niet mogelijk! U moet hiervoor een van de interfaces gebruiken.
Opmerking: Zie het ‘administrator gedeelte’ in onze handleiding hoe u de instellingen kunt wijzigen.
Sinds Firmware 2.50 worden waarschuwingen zowel op het display als op de webinterface weergegeven. Bijvoorbeeld:
De weergegeven tekst laat direct zien welke waarschuwing is opgetreden.
Waarom treden er waarschuwingen op?
Alerts zijn signaalvlaggen nadat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Als bijvoorbeeld de gemeten temperatuur en de omgevingscondities een geconfigureerd niveau of drempel overschrijden, genereert de PDU een waarschuwing. Dit lost op in:
– SNMP trap (optioneel).
– Het scherm van de PDU begint te knipperen.
– Het scherm van de PDU springt naar de Alert pagina die informatie geeft over wat er gebeurd is.
Nadat de temperatuur weer gedaald is, wordt de gebeurtenis gewist, maar de waarschuwing blijft bestaan. Het display blijft knipperen totdat u de waarschuwing “reset” (= opheft).
Het LCD-scherm knippert alleen als er een waarschuwing actief is.
Acties:
– Druk op een willekeurige toets om het knipperen voor een korte periode te stoppen: het knipperen stopt zodat u het display kunt lezen
– Resetten van de waarschuwing kan worden gedaan door beide bladerknoppen tegelijkertijd in te drukken; wanneer de waarschuwing is gewist, stopt het scherm met knipperen (Opmerking: deze mogelijkheid moet op uw apparaat worden geactiveerd; zie Admin-gedeelte van deze handleiding).
Opmerking: U kunt de waarschuwing resetten, maar daarmee lost u de oorzaak van de waarschuwing niet op! Als de waarschuwingsconditie nog steeds aanwezig is, verschijnt de waarschuwing opnieuw.
De afbeelding toont drie fasen (L1, 2 en 3). De feitelijke informatie wordt gepresenteerd in ampère, maar wordt ook grafisch weergegeven. Hoe hoger de belasting, hoe meer de balk gevuld is. De grafische balk is gerelateerd aan het maximale PDU-vermogen (in de afbeelding is dat 32A). In dit plaatje is er bijna geen belasting, alleen op L3 staat een kleine 0,1A.
DS = status van NO/NC contact (O = open; C = gesloten)
Te = temperatuur (graden C) *
RH = relatieve vochtigheid (%)*
*alleen zichtbaar als de bijbehorende sensor is aangesloten.
If there are alerts, first clear these by pressing both scroll buttons (see: “How to stop blinking display via a local alert reset”)
If the alerts are resolved or there are no alerts (no blinking display), press both scroll buttons (see arrows in image) to quickly jump to the first page.
In het display “outlets” kunt u zien hoeveel outlets de PDU heeft en wat hun individuele status is.
Een overzicht van de mogelijke toestanden:
- 0= uit
- 1= aan
- s= gepland om uit te gaan
- S= gepland om aan te gaan
- p= stroomuitval
Opmerking: elke rij op het display toont de toestand van 9 uitgangen. Dus de eerste rij eindigt met stopcontact 9, de tweede rij begint met stopcontact 10.
Met de scroll knoppen kan de gebruiker door de pagina’s bladeren.
Het totale aantal pagina’s varieert en is afhankelijk van de configuratie van de PDU. Bijvoorbeeld: Hoe meer outlets, hoe hoger het totaal aantal pagina’s. In het voorbeeld “invoerpagina” wordt pagina 4 van 29 weergegeven.
In de linker benedenhoek van het “ingangspagina” voorbeeld is het onderwerp van de getoonde informatie op deze pagina zichtbaar als “INPUT L2″, wat een afkorting is voor ingangs metingen van L2. Wanneer u dus zoekt naar verkooppunten, scrollt u door de pagina’s tot u de secties “verkooppunten” bereikt. Een voorbeeld wordt getoond in de afbeelding “uitlaatpagina”.
Weergegeven informatie kan zijn:
- I= stroom [A]
- P= vermogen [W]
- U= spanning [V]
- Pf= vermogensfactor [%]*
- Et= energietotaal [kW]
- Es= subtotaal energie [kW]
(*Pf = werkelijk vermogen ÷ schijnbaar vermogen)
Voorbeeld: invoerpagina
Opmerking: “Ingang x” toont de naam van de ingang. Deze informatie kan worden geconfigureerd vanuit de webinterface, tabblad Ingangen of vanuit de andere interfaces.
Voorbeeld: pagina uitlaat
Optie 1: laadpagina
Sensoren worden weergegeven op het scherm “Laden” wanneer er minder dan drie sensoren in gebruik zijn. Wanneer meer sensoren worden toegevoegd, worden één of meer pagina’s aan het scherm toegevoegd om de sensor uitlezingen weer te geven (zie afbeelding):
DS = status van NO/NC contact (O=open; C=gesloten)
Te = temperatuur (graden C)
RH = relatieve vochtigheid (%)
Optie 2: sensor pagina’s
De sensor metingen worden weergegeven in het volgende formaat:
< kanaalnummer > < sensortype > = < waarde >
Het sensortype wordt aangegeven met een letter. De letters zijn afkortingen voor het sensortype als volgt:
Analoog:
- T = temperatuur [°C]
- H= vochtigheid [%]
- R= reststroom [mA]
- A= AC reststroom [mA]
- D= DC-reststroom [mA]
- B= Tak reststroom [mA]
Digitaal:
- I = droog schakelcontact
- S = foutstatus
- Y = activiteit
Voorbeeld: sensor pagina 1 van 2
Voorbeeld: sensor pagina 2 van 2
L1 + L2 + L3 + N > 0 mA …. ER KAN EEN FOUT IN UW SYSTEEM ZITTEN!
Wanneer de PDU is uitgerust met een reststroom sensor (RCS), worden de metingen van de reststroom op de sensor pagina’s weergegeven.
In delen van Europa moeten elektrische installaties voorzien zijn van voorzieningen ter bescherming van mensen en ter voorkoming van brand: de aardlekschakelaar, of RCD. Een RCD schakelt het circuit uit als het totaal van de inkomende en uitgaande stromen in de bewaakte fasen en hun nulleider een drempel overschrijdt, bijvoorbeeld : L1 + L2 + L3 + N > 30 mA.
Praktijk in datacentra: Reststroombewaking in verband met reststroom apparaten
Veel apparaten in een datacenter werken met een schakelende voeding. Deze voedingen lekken meestal een beetje energie naar de randaarde, dus zelfs zonder falende hardware zal er enige reststroom optreden. Om een enkele gevaarlijke fout uit te sluiten van een optelsom van ongevaarlijke kleinere fouten, moet een netwerk van RC-sensoren worden opgezet en permanent worden bewaakt. RC-bewaking kan in vele vormen plaatsvinden. De Schleifenbauer RC-sensor biedt klasse B meting en daarmee kunnen onze klanten een RC-monitoring systeem opzetten dat gevaarlijke situaties binnen het datacenter voorkomt.
Waar reststroom meten?
Bij het monitoren van reststroom op één locatie is het niet mogelijk om te bepalen of de gemeten waarde een som is van vele kleine stromen of één grotere (gevaarlijke). Daarom draagt het bij aan de veiligheid van het personeel in een datacenter als de reststromen op meerdere punten worden gemeten.
U vindt alle klantspecifieke informatie over de PDU in het “Custom” display.
- Adr = adres van dit apparaat op de databus
- Tag = vanity tag
- Nme = apparaatnaam
- Loc = locatie van het apparaat
Opmerking: De apparaatnaam en tag kunnen worden gewijzigd met behulp van de WEBAPI
Schleifenbauer PDUs maken beheer op afstand mogelijk waarmee gebruikers geselecteerde outlets kunnen in- of uitschakelen, gebruiksgegevens kunnen monitoren en waarschuwingen kunnen instellen/ontvangen op geconfigureerde drempels. Daarnaast kunnen verschillende verbindingsparameters worden geconfigureerd via verschillende protocollen.
De Schleifenbauer web interface is een eenvoudig te gebruiken tool om de PDU te configureren.
Standaard is de webinterface ingeschakeld. Om naar de webinterface te gaan kunt u het IP adres en het poortnummer vinden op het display van de PDU.
Op het inlogscherm kunt u ook Engels of Duits als taal kiezen.
Aangesloten apparaten (alleen in bridge-modus)
Het linkerdeel van onderstaande afbeelding toont een lijst van aangesloten apparaten op de databus. Ook de databus beheerfuncties zijn in dit gedeelte te vinden, zoals:
– Scan databus
– Nul adressen initialiseren naar volgorde
– Resetten van alle waarschuwingen
Informatie over het apparaat
Na selectie van een aangesloten apparaat ziet u in het rechterdeelvenster metingen/informatie en krijgt u toegang tot de bedieningsfuncties op afstand.
De webinterface is beveiligd tegen het per ongeluk wijzigen van instellingen. Afhankelijk van uw gebruikersprofiel kunt u toestemming hebben om informatie te wijzigen: zie het “Toestemmingsmodel”. Om beveiligde cellen te openen, moet u eerst op het teken “Vergrendeld” klikken, waarna de status verandert in “Bewerkbaar”.
Als u klaar bent, klikt u op “Bewerkbaar” of op het pictogram “Wijzigingen opslaan” indien weergegeven, en het teken verandert in “Vergrendeld”.
SNMPv3-gebruikersinstellingen kunnen worden geconfigureerd in de webinterface: tabblad “Interfaces”, blok “Gebruikersbeheer”.
Om de instellingen van een specifieke gebruiker te wijzigen klikt u op de knop ‘edit’. Vink vervolgens het vakje ‘change snmpv3 settings’ aan om de snmpv3-instellingen te wijzigen. Wanneer u klaar bent, klikt u op de knop ‘save user’.
Opmerking: Een klassieke PDU zonder ethernetaansluiting die draait op firmware 1.xx heeft geen apparaattype-register. Daardoor werken sommige functies niet via SNMP.
Werkt niet met SNMP op een Classic PDU:
– Ingangssubtotaal gereset per fase
– Herstart outlet
– Vermogen (W) en vermogen (VA), ongeldige waarde (0,0)
De webinterface toont een lijst van alle apparaten die zijn aangesloten op de bridge-PDU in het linkerdeelvenster (of onder de blauwe kop bij gebruik van smallere schermen), alleen wanneer de PDU is geconfigureerd in Bridge-modus.
Deze lijst is aanvankelijk leeg, maar wordt gevuld terwijl de webinterface gegevens van de bridge-PDU laadt. Een gebruiker moet op het configuratie symbool rechts van de apparatenlijst klikken en “scan databus” kiezen. Een geselecteerd apparaat wordt gemarkeerd – gele lijn – in de apparatenlijst (linkerdeelvenster). Gebruikers kunnen tussen apparaten wisselen door gewoon op de rij in de apparatenlijst te klikken.
Informatie en instellingen over het huidige geselecteerde apparaat zijn te zien in het rechterdeelvenster van de webinterface. Naast het configuratiepictogram staat het ring pictogram. Dit pictogram geeft aan of uw ring goed gesloten is, of dat hij open is.
Het onderstaande voorbeeld toont een open ring. Het voorbeeld onderaan deze pagina toont een goed gesloten ring. Hij wordt gesloten door de “out” van het laatste apparaat in de ring te verbinden met de “in” van het eerste apparaat. Een gesloten ring garandeert redundantie van alle gegevens tussen het master “bridge” apparaat en het aangesproken “hybride” apparaat.
Opmerking: De apparatenlijst verschijnt alleen als het aangesloten apparaat in “bridge”-modus staat.
Opmerking: Als u meerdere apparaten in een ring gebruikt, zorg er dan voor dat het apparaat dat met het lokale netwerk is verbonden in bridge-modus staat en alle andere in hybride modus.
Wanneer nieuwe apparaten aan een ring worden toegevoegd, kan de firmware verschillende apparaten met apparaatadres 0 vinden.
Alle aangesloten apparaten hebben een uniek apparaatadres nodig om goed te kunnen functioneren. Dubbele apparaat adressen leiden tot waarschuwingen (zie afbeelding).
Het is niet mogelijk om alle adressen in één keer in te stellen!
In dit voorbeeld (zie afbeelding) worden vier apparaten gevonden. Apparaat [1] is het overbrugde apparaat, dus u kunt dit apparaatadres het beste als laatste instellen. Begin dus met [4], dat is het apparaat bovenaan in de lijst dat als eerste is gevonden.
– Klik op < adres instellen >
– Er verschijnt een nieuw scherm; controleer of het juiste apparaat is geselecteerd.
– Vul het nieuwe < apparaatadres > in
– Klik < ok >
Er zal een “schrijffout” optreden, wat correct is: u hebt zojuist het apparaatadres gewijzigd, zodat het niet meer op zijn oude apparaatadres kan worden bereikt. Klik op
Wanneer u een uitvoert, ziet u dat alle apparaten correct geadresseerd zijn.
Het PDU gebruikersauthenticatie model voorziet in vijf verschillende accounts die kunnen worden gebruikt voor toegang tot de webinterface en SNMPv3.
In de webinterface zijn de gebruikersaccounts in aflopende volgorde van toegangsrechten: super, admin, power, user en viewer.
Opgemerkt moet worden dat super alleen bedoeld is voor gebruik door Schleifenbauer personeel. De toegangsrechten van de verschillende gebruikersaccounts, samen met databus en niet-geauthenticeerd ethernet, zijn weergegeven in de onderstaande tabel:
Het standaard wachtwoord voor elk profiel is in eerste instantie gelijk aan de gebruikersnaam van het profiel. Het standaard wachtwoord voor het gebruikersprofiel “admin” is bijvoorbeeld “admin”.
Elke gebruiker kan alle beperktere gebruikerswachtwoorden wijzigen, naast zijn eigen wachtwoord. Vul de velden ‘Gebruikersnaam’ en ‘Wachtwoord’ dienovereenkomstig in en klik dan op inloggen of druk op enter.
Wij adviseren onze klanten om alle standaardwachtwoorden tijdens de installatie van het systeem te wijzigen om ongeoorloofde toegang te voorkomen.
In tabblad “Interfaces”, blok “Gebruikersbeheer” kunnen wachtwoorden worden gewijzigd.
Er zijn vijf inlogprofielen:
- Viewer = alleen bekijken
- Gebruiker = Viewer + resetten van waarschuwingen en schakelen van stopcontacten
- Power = Gebruiker + resetten subtotalen
- Admin = alle beheerdersrechten
- Super = fabrieksprofiel
De “ethernet link speed and duplex mode”-instelling is standaard ingesteld op auto negotiate. De link snelheid en duplex modus worden automatisch geconfigureerd met de link partner (bijv. Network Switch).
U kunt de verbindingssnelheid en de duplexmodus ook instellen op een vaste instelling. U kunt kiezen uit de volgende opties:
– Autonegotiatie
– 10 Mbps Full Duplex
– 10 Mbps Half Duplex
– 100 Mbps Full Duplex
– 100 Mbps Half Duplex
Opmerking: Wanneer deze instelling wordt gewijzigd, moet de configuratie van de linkpartner dienovereenkomstig worden gewijzigd! Afwijkingen in de snelheids-/duplexmodi verhinderen dat gebruikers op afstand verbinding kunnen maken met de PDU. Als deze instelling per ongeluk in een ongeldige waarde is veranderd en gebruikers geen verbinding kunnen maken, verander dan de instelling van de linkpartner in dezelfde instelling in de PDU om weer toegang tot de PDU te krijgen. Als dit het probleem niet oplost: probeer een fabrieksreset.
Het is voor gebruikers mogelijk om de hostnaam van hun apparaten te veranderen. Een hostnaam bestaat standaard uit een Schleifenbauer prefix en het serienummer.
Er zijn drie opties:
– Aangepaste hostnaam
– Schleifenbauer prefix gecombineerd met een sysname
– Terug naar de standaardwaarde
Deze opties zijn beschikbaar in de “Interfaces” sectie van de web interface.
Aangepaste hostnaam: Wijzig de waarde van de hostnaam, sla deze op en herstart de PDU.
Schleifenbauer prefix en sysname: Aangepaste naam toevoegen aan sysname waarde, opslaan en opnieuw opstarten.
Terug naar standaardwaarde (Schleifenbauer prefix en serienummer): Leeg sysname waarde, opslaan en opnieuw opstarten. Of maak eerst de hostname leeg en dan de sysname.
De IP-instellingen kunnen handmatig worden geconfigureerd via de webinterface:
Acties:
– Ga naar het , tabblad < Interface >, blok < Netwerk Configuratie >
– DHCP uitschakelen
– Vul de “Static IP Settings” in
– Herstart de CPU: ga naar tabblad < Systeem >, blokkeer “Reset”.
Bij gebruik van “DHCP fallback to static IP” wordt aanbevolen voor elk PDU een uniek IP-adres in te voeren. Deze aanpak voorkomt dat aan alle PDUs hetzelfde IP-adres wordt toegewezen in geval van een defecte DHCP-server. Dit voorkomt dat PDUs hetzelfde IP-adres krijgen toegewezen.
Sinds firmware versie FW2.44 is IPv6 ondersteuning geïntroduceerd in de Schleifenbauer PDU. Deze functie is standaard uitgeschakeld.
Een IPv6 adres bestaat uit 8 blokken van 4 hexadecimale cijfers gescheiden door kolommen ( : ). Opeenvolgende blokken 1 2 van nullen kunnen worden vervangen door een dubbele kolom ( :: ) en voorloopnullen kunnen worden weggelaten. De standaard statische IP is “::”, wat zich vertaalt in 0000:0000:0000:0000:0000:0000:0000:0000.
Automatische IPv6-configuratie (SLAAC)
Standaard probeert de PDU zijn IPv6-adres te verkrijgen via een proces dat “stateless local address auto configuration” (SLAAC) wordt genoemd. Deze instelling kan in de webinterface worden uitgeschakeld door “IPv6 Autoconfigure” op “disabled” te zetten. De PDU zal proberen een router te vinden door retourverzoek pakketten te verzenden via ICMP6 met gebruikmaking van zijn link-local adres. Dit betekent dat er een voor IPv6 geschikte router op het netwerk beschikbaar moet zijn en dat deze ICMP6-router advertentiepakketten moet verzenden om de PDU een geldig IP6-adres te laten verkrijgen. Wanneer “IPv6 fallback to static IP” is ingesteld op ingeschakeld in de webinterface, gebruikt de PDU zijn geconfigureerde statische adressen als fallback wanneer geen router kan worden gevonden.
Statische IP
Om statische IPv6-adressen te gebruiken moet de PDU de instelling “IPV6 Autoconfigure” hebben uitgeschakeld of “IPv6 fallback to static IP” hebben ingeschakeld in de webinterface. Om de statische IPv6-adressen te wijzigen, vult u een geldig IPv6-adres in de velden “IP6-adres 1″ en/of “IP6-adres 2″ in; zie het volgende hoofdstuk. Deze instellingen zijn te vinden onder “interfaces → netwerkconfiguratie”.
De IPv6 instellingen vindt u in de webinterface van de PDUs bij het tabblad < Interfaces> blok < Netwerk Configuratie >.
De PDU genereert altijd een Link-local adres dat begint met “FE80::”.
Dit adres wordt automatisch gegenereerd en verliest zijn reikwijdte bij het eerste netwerkknooppunt dat u tegenkomt.
De IPv6-adressen zijn te vinden op de webinterface of op de pagina “IPv6 Link” op het display van de PDU, zoals weergegeven in de onderstaande afbeelding.
Om IPv6-ondersteuning in te schakelen, moet de gebruiker inloggen op de PDU met het IPv4-adres dat op het display wordt weergegeven. Na het inloggen selecteert u het tabblad “interfaces”. In de sectie netwerkconfiguratie is een drop-down box genaamd “IP Protocol select”. De standaardwaarde van deze drop-down box is “Alleen IPv4″.
Om IPv6 in te schakelen stelt u dit in op “Alleen IPv6″ of “IPv4/IPv6 dual-stack”, wat betekent dat de PDU via beide protocollen kan communiceren.
Als u “alleen IPv4″ of “alleen IPv6″ selecteert, moet een van de filter bereiken helemaal nul zijn (alle adressen toestaan). Dit is om te voorkomen dat gebruikers zichzelf uitsluiten. Filter bereiken kunnen achteraf worden geconfigureerd wanneer de gebruiker verbinding heeft gemaakt met de gebrugde en/of hybride PDU met het eerder gespecificeerde protocol.
Het inschakelen van IPv6 voegt een extra pagina toe aan het display van de PDU met de naam “IPv6 LINK” (zie afbeelding). De huidige IP-modus is ook zichtbaar als de gebruiker naar het display “IP INTERFACES” navigeert.
Instellingen voor IPv6-adresfiltering zijn te vinden op tabblad < Interfaces > blokkeren < Toegangsbeheer > vanuit de webinterface.
In de webinterface die in de onderstaande afbeelding wordt getoond, kunnen gebruikers drie IP-bereiken opgeven die toegang verlenen, alles buiten deze IP-bereiken wordt geblokkeerd. Als de gebruiker slechts één bereik wil configureren, moeten alle drie de vakjes met dat bereik worden gevuld.
Door een willekeurig adres in te stellen met prefix “0″ krijgt elk adres toegang tot de webinterface van de PDU, SNMP, modbus enz.
Door het adres in te stellen op “::” (allemaal nullen) en het voorvoegsel op een getal tussen 0 en 128, wordt het toegestane IP-bereik beperkt tot het netwerk waarop de PDU is aangesloten. Filteren wordt dan uitgeschakeld.
Opmerking: Alle “toegestaan IPv6-bereik”-velden moeten worden ingevuld om de filter(s) te laten werken!
IPv6-voorbeeld
Door een filter in te stellen van A76F::D222:12FF:FEB0:F48/64 wordt elk adres dat begint met A76F:0000:0000:0000: (A76F::) toegestaan, maar andere adressen zoals A76A::32D4:731B:F17B:6 worden geblokkeerd. Voor een meer gedetailleerde uitleg zie de Wikipedia pagina over IPv6 subnetting. Merk op dat filteren een volledig en geldig IP-adres vereist om goed te kunnen functioneren.
IPv6-filterbereik.
PDUs huidige IPv6-adressen.
Voor een betere beveiliging kan de communicatie worden versleuteld met behulp van SSL-certificaten.
Sleutelgeneratie
Certificaten met een publieke en private sleutel kunnen via de webinterface worden geüpload. De certificaten worden gebruikt voor de authenticatie fase van de handshake. Deze certificaten kunnen in 3 stappen worden gegenereerd:
– Genereer een private sleutel
– Genereer een CSR (Certificate Signing Request) met de private sleutel.
– Maak een zelfondertekend certificaat met het CSR.
De volgende private sleutels worden ondersteund:
– RSA (1024 bit)
– Elliptische curve (secp256r1/ prime256v1 en secp384r1)
– Ondersteunde TLS-code suites:
De TLS cipher suites worden in het volgende formaat opgesomd (voorbeeld):
– TLS_DHE_RSA_WITH_AES_256_GCM_SHA384
– TLS prefix
– Sleuteluitwisseling Algoritme (DHE) (Uitgesloten voor statische sleutels)
– Authenticatie-algoritme (RSA)
– Encryptie-algoritme (AES)
– Versleutelingssterkte (256)
– Versleutelingsmodus (GCM)
– MAC (SHA284)
Het geüploade certificaat wordt gebruikt voor het “Authenticatie-algoritme” (RSA of Elliptische Curve). Andere opties (Sleuteluitwisseling, Encryptie, enz.) worden geselecteerd uit wat de cliënt in de “Client Hello” als ondersteund aangeeft. De volgende cipher suites worden ondersteund:
Statische sleutel met RSA:
– MBEDTLS_TLS_RSA_WITH_AES_128_GCM_SHA256
– MBEDTLS_TLS_RSA_WITH_AES_128_CBC_SHA256
– MBEDTLS_TLS_RSA_WITH_AES_256_CBC_SHA256
– MBEDTLS_TLS_RSA_MET_AES_128_CBC_SHA
– MBEDTLS_TLS_RSA_MET_AES_256_CBC_SHA
Ephemeral Elliptic-curve Diffie-Hellman met elliptische curve:
– MBEDTLS_TLS_ECDHE_ECDSA_WITH_AES_128_CBC_SHA
– MBEDTLS_TLS_ECDHE_ECDSA_MET_AES_256_CBC_SHA
– MBEDTLS_TLS_ECDHE_ECDSA_WITH_AES_128_CBC_SHA256
– MBEDTLS_TLS_ECDHE_ECDSA_WITH_AES_128_GCM_SHA256
Diffie-Hellman met elliptische curve:
– MBEDTLS_TLS_ECDH_ECDSA_WITH_AES_128_CBC_SHA
– MBEDTLS_TLS_ECDH_ECDSA_MET_AES_256_CBC_SHA
– MBEDTLS_TLS_ECDH_ECDSA_WITH_AES_128_CBC_SHA256
– MBEDTLS_TLS_ECDH_ECDSA_WITH_AES_128_GCM_SHA256
Opmerking over zelfondertekende certificaten
Op dit moment worden alleen zelfondertekende certificaten ondersteund.
Certificaat genereren
OpenSSL kan worden gebruikt om de private sleutels en certificaten te genereren. Op verzoek kunnen wij hiervoor scripts leveren.
1. Open het blok “Webserver
2. Selecteer of voeg HTTPS toe aan de webserver sectie “HTTP/HTTPS”.
3. Selecteer de poort (standaard: 443) die u wilt gebruiken voor communicatie met HTTPS
4. Klik op “Wijzigingen opslaan
5.Ontgrendel het blok “Certificaten
6. Zet “Gebruik aangepaste certificaten” op ingeschakeld
7. Laad uw certificaat in een editor, selecteer de tekst en plak deze in het juiste vakje
8. Laad uw privésleutel in een editor, selecteer de tekst en plak deze in het daarvoor bestemde vak.
9.Klik op “Wijzigingen opslaan”.
10. Ga naar het systeem tabblad en herstart de PDU om uw nieuwe configuratie te actualiseren.
In de Firmware Updater Tool-handleiding vindt u alle handelingen die nodig zijn om te up- of downgraden.
Voor het updaten van de firmware heeft u een tool nodig die u kunt vinden op onze website op de download pagina. Op deze pagina is een handleiding beschikbaar.
Acties:
In de update-handleiding staat precies beschreven wat u moet doen bij het upgraden van de firmware. Samengevat:
– download en upgrade eerst deze Gateway firmware (bij gebruik in de databus); in deze firmware is een updater tool geïntegreerd
– download het zip-bestand van de Firmware Updater tool
– download de benodigde firmware
– Klassieke PDU: SPFW-01..- serie
– PDU: SPFW-02.. -serie
– unzip de updater tool
– voer de updater tool uit; via deze updater tool wordt de firmware naar alle apparaten in de ring gedownload.
De PDU firmware updater tool is beschikbaar voor Windows, Mac OS en Linux. De Gateway-firmware is beschikbaar voor Windows en Mac OS.
Vanaf firmware 2.40 en nieuwer is het mogelijk een tijdsduur te selecteren waarna de waarschuwing wordt gewist nadat de oorzaak van de waarschuwing is opgelost. Het is niet langer nodig om de waarschuwing op de PDU of via een interface te wissen nadat de gebeurtenis die tot een waarschuwing heeft geleid, is opgelost.
Belangrijk: Alerts worden altijd veroorzaakt door problemen die zo snel mogelijk moeten worden opgelost. Het is dus belangrijk dat de alerts worden geregistreerd/gelogd in een beheersysteem.
Dit is een overzicht van Schleifenbauer Apparaten en Hun Firmware Versies
Generatie 1
– Gateway: SPGWupdater_xxx_254
– Firmwareversie: EOL
– Status apparaat- en firmware-ontwikkeling: Dit apparaat is niet meer te koop. De firmware-ontwikkeling is stopgezet.
– Classic PDU
– Firmwareversie: FW1.50
– Status apparaat- en firmware-ontwikkeling: EOL. Dit apparaat is niet meer te koop. De firmware-ontwikkeling is stopgezet.
– DPM27
– Firmwareversie: FW1.50
– Status apparaat- en firmware-ontwikkeling: EOL. Dit apparaat is niet meer te koop. De firmware-ontwikkeling is stopgezet.
Generatie 2
– PDU
– Firmwareversie: FW2.xx
– Status apparaat- en firmware-ontwikkeling: Dit apparaat is vervangen door de PDU G3, die is uitgerust met een extra USB-poort. De firmware-ontwikkeling is aan de gang en is gebaseerd op het datamodel SPDM2xx.
– DPM3
– Firmwareversie: FW2.xx
– Status apparaat- en firmware-ontwikkeling: EOL, maar de firmware-ontwikkeling is nog gaande en is gebaseerd op het datamodel SPDM2xx.
Generatie 3
– PDU G3
– Firmwareversie: FW2.xx
– Status apparaat- en firmware-ontwikkeling: Het apparaat is beschikbaar en de firmware-ontwikkeling is aan de gang, gebaseerd op het datamodel SPDM2xx.
– DPM27/E
– Firmwareversie: FW2.xx
– Status apparaat- en firmware-ontwikkeling: EOL, maar de firmware-ontwikkeling is nog gaande en is gebaseerd op het datamodel SPDM2xx.
* EOL = Einde van levensduur, product is uit het assortiment.
De ontwikkeling van de PDU-firmware is een continu proces. Bij elke nieuwe release worden niet alleen problemen opgelost, maar ook nieuwe functies toegevoegd. Er zullen diverse kleine verbeteringen en fixes zijn, maar ook algemene prestatie- en stabiliteitsverbeteringen. Zorg er altijd voor dat de firmware up-to-date is, zodat de PDUs voorzien zijn van de nieuwste technologie en nieuwste functies.
Als apparaten in een databus ring zijn aangesloten, kan het upgraden van alle aangesloten apparaten op afstand gebeuren! Tijdens het upgrade proces wordt de stroomdistributie niet onderbroken. Onze firmware, firmware tools en handleiding zijn te downloaden van onze website en gratis te gebruiken.
Als er een Schleifenbauer Gateway in de databus aanwezig is zorg er dan voor dat eerst de Gateway firmware wordt geupgrade. Deze firmware staat vermeld op de documentatie pagina van de Schleifenbauer website. De laatste firmware, handleiding en updater tool staat op de support pagina van onze website.
SPST staat voor “Schleifenbauer Products Service Tool”.
Dit programma is bedoeld om klanten te helpen bij het analyseren en onderhouden van hun netwerk van Schleifenbauer PDUs en DPM-energiemeters. SPST biedt de volgende functies:
– Gebruikers kunnen de status van de databus “quick scannen”.
– Gebruikers kunnen firmware eenvoudig up- en downgraden.
– Gebruikers kunnen databus apparaten op afstand massaal configureren.
– SPST vermindert de doorlooptijd voor het oplossen van problemen.
SPST en zijn handleiding kunnen worden gedownload op onze website. Wij adviseren onze klanten de handleiding te lezen alvorens SPST te gebruiken. Een van de doelen van de SPST-tool is het updaten van firmware en massa configuratie eenvoudiger te maken.
Alle G3-producten zijn uitgerust met een USB-poort in de buurt van het display van de PDU. USB-ondersteuning is standaard ingeschakeld als deze niet expliciet door de gebruiker is uitgeschakeld. Om het update proces te starten moet u ervoor zorgen dat USB ondersteuning is ingeschakeld in de web interface.
Dit kan worden gedaan in de sectie -> instellingen in de webinterface. Als alternatief is het mogelijk om de USB-interface in of uit te schakelen via de Modbus- of SNMP-interface.
Download de nieuwste firmware van https://docs.schleifenbauer.eu/?dir=Firmware
De firmware wordt geleverd als één ZIP-archief. Pak de volledige inhoud van dit archief uit op een lege FAT32-geformatteerde USB-stick. Verwijder deze USB-stick veilig uit de PC en steek hem in een PDU. De upgrade start automatisch.
Wanneer de interface-instellingen worden gewijzigd, moet de CPU opnieuw worden opgestart om zich aan de nieuwe instellingen aan te passen. In de webinterface verschijnt een pop-up wanneer een herstart nodig is:
Op afstand
Een software-reset kan worden uitgevoerd in de webinterface. Het is belangrijk om te begrijpen dat een software reset geen invloed heeft op de stroomverdeling van de PDU. Een reset kan dus op elk moment worden uitgevoerd zonder de stroomtoevoer te hoeven onderbreken en zonder dat de instellingen in de PDU verloren gaan.
Lokaal
De PDU kan opnieuw worden gestart met behulp van een paperclip of een voorwerp van vergelijkbare grootte om de resetknop in te drukken. Deze knop bevindt zich achter het gat met het opschrift ‘rst’ op de PDU naast de Ethernet-aansluitpoort.
Als de PDU niet meer toegankelijk is via het lokale netwerk, bijvoorbeeld omdat de instellingen zijn gewijzigd, kan het nodig zijn de IP-toegang te herstellen.
De volgende procedure zorgt ervoor dat de PDU verschillende standaardwaarden aanneemt, waardoor deze opnieuw op het netwerk kan worden gedetecteerd zonder dat andere instellingen in de PDU verloren gaan. De stroomtoevoer moet echter worden onderbroken om deze herstelprocedure te kunnen uitvoeren! De procedure wordt beschreven in vijf stappen:
– Onderbreek de voeding van de PDU.
– Herstel de stroomvoorziening.
– Wacht een seconde en druk daarna met een paperclip op de resetknop.
– Wacht nog een seconde en druk nogmaals op de resetknop.
– Wacht nog een seconde en druk nogmaals op de resetknop.
De PDU heeft nu de standaardwaarden voor de IP-instellingen overgenomen. Ook de toegangscontrole velden en de webserver instellingen zijn teruggezet naar de standaardwaarden.
Houd er rekening mee dat door het verwijderen van de stroom, de stopcontacten ook zonder stroom komen te zitten. Tijdens dit proces zal er dus niet gemeten worden.
Houd er rekening mee dat de kWh-totalen tijdens dit proces NIET opnieuw worden ingesteld.
Voorbeeld: De “overstroom waarschuwing bij” is ingesteld op 5,00A in het tabblad . Op een bepaald moment verschijnt een waarschuwing in het dashboard van de webinterface.
Controleer de Inputs-tab en zie de piekstroom van 8.30A in dit voorbeeld:
Wis de waarschuwing lokaal of via de reset-knop in de sectie in de System-tab, de piekstroom wordt niet gewist.
Dit gebeurt handmatig door te klikken op de knop in de sectie van de System-tab:
Neem contact met ons op als er vragen zijn over onze producten.
Vul een supportaanvraag in via het formulier onderaan deze pagina.